OSS - De burgemeester van de gemeente Oss mag voorlopig niet het slot op een woning gooien waar cocaïne en een vuurwapen werden aangetroffen. Zij moet eerst een besluit nemen op een bezwaar dat de huurders tegen de sluiting van hun woning maakten. Dit besliste de voorzieningenrechter van de rechtbank Oost-Brabant.

De politie hield in juni jl. een vrouw en haar vriend aan op verdenking van drugshandel. In de slaapkamer van het stel werd in totaal 307 gram cocaïne en een vuurwapen aangetroffen. De burgemeester van Oss besloot daarop in augustus om de woning voor 3 maanden te sluiten. De ouders van de aangehouden vrouw huren het huis van de woningbouwvereniging. Zij maakten bezwaar tegen de sluiting en verzochten de voorzieningenrechter te beslissen dat hun woning in ieder geval niet op slot gaat tot de burgemeester heeft beslist op dit bezwaar.

De ouders vinden het sluiten van hun woning een onevenredige maatregel die volgens hen niet noodzakelijk zou zijn. De burgemeester had kunnen volstaan met een minder ingrijpende maatregel, zoals een waarschuwing, vinden zij. En mocht sluiting wel nodig zijn, dan in ieder geval niet voor 3 maanden.

De burgemeester stelt op haar beurt dat een sluiting van die periode wel degelijk op zijn plaats is. Zij baseert zich op een bestuurlijke rapportage van de politie waarin, naast het incident in juni, ook vermeld staat dat de dochter en haar vriend in augustus 2017 samen zijn veroordeeld voor drugshandel en de vriend opnieuw in oktober 2019.

Oordeel

De voorzieningenrechter oordeelt dat de burgemeester het sluiten van de woning noodzakelijk mocht vinden. Er waren weliswaar geen aanwijzingen dat de drugs in of vanuit de woning werden verhandeld en het is ook maar de vraag of sprake is van een recidivesituatie, maar de politie trof wel een handelshoeveelheid harddrugs én een vuurwapen aan. Bovendien ligt de woning in een voor drugscriminaliteit kwetsbare wijk.

Desondanks had de burgemeester ook een waarschuwing kunnen geven in plaats van een sluiting van 3 maanden. De ouders besloten pas na gesprekken met onder meer de wijkagenten om hun dochter en kleinkinderen (en later haar vriend) in hun woning op te nemen. Zij wisten dat dit een risico was, omdat er sprake is van een verleden met drugs. De eerste periode na haar intrek controleerden de ouders de kamers van hun dochter nog. Bij het besluit om de woning te sluiten, zegt de burgemeester dat de ouders de kamers hadden moeten blijven controleren (zeker na het intrekken van de vriend). Volgens de voorzieningenrechter gaat de burgemeester er hiermee aan voorbij dat de politie had toegezegd een oogje in het zeil te houden zodat de ouders niet ongewild betrokken zouden kunnen raken bij drugs(handel). In plaats daarvan gaf de politie de burgemeester slechts in overweging de woning te sluiten.

Al met al wijst de rechter het verzoek om een voorlopige voorziening toe en schorst het besluit van de burgemeester tot sluiting van de woning tot 6 weken nadat zij heeft besloten op het bezwaar van de ouders. De burgemeester mag de woning in die periode dus niet sluiten.